Eind vorig jaar besloot Olympus de handdoek in de DSLR ring te werpen. Na een periode van meer dan 50 jaar spiegelreflexen te bouwen, was de E-5 hun zwanenzang. Olympus besloot om zich, na het succes van de Pen reeks, volop op de Micro 4/3 markt te werken met de OM-D als laatste wapenfeit -en paradepaardje.
Toen ik de OM-D mocht testen, was ik zo nieuwsgierig als een kind. Vanaf hij geleverd werd heb ik hem praktisch overal mee naartoe gesleurd, zelfs tot in Denemarken.
De OM-D is gestyled en genoemd naar één van Olympus’ grootste succesnummers: de analoge OM. De body van de OM-D mag dan wel iets kleiner zijn dan de oude spiegelreflex maar lijkt als twee drupples water op zijn voorganger.
Op gadget-vlak is de OM-D een hoogstandje, met een super responsief touchscreen dat point & shoot (letterlijk naar de achterkant van je scherm wijzen) herdefinieert. Zo moet je de camera eigenlijk gewoon richten en je onderwerp aantikken en het toestel maakt onmiddellijk een foto, gefocust op de plek die jij aanduidde.
Ook op het vlak van focussnelheid en frames per seconde werd ik door de OM-D van mijn sokken geblazen. Zonder blozen haalt het toestel 9 frames per seconde (dat is 1D Mark III en D3 territorium) en weet de servo-focus de meeste bewegende onderwerpen naadloos bij te houden.
Bij het testmodel werden 3 lenzen geleverd. De standaard 12-50mm 3.5-5.6, de 45mm 1.8 en de 12mm 2.0. De standaard zoom lens is zeker een OK lens en doet alles wat die moet doen maar de andere twee prime objectieven overtroffen de kitlens op alle vlakken. Vooral voor de 12mm lens ging mijn tikkertje iets sneller slaan. Omdat ik het toestel vooral als “snapshotter” heb gebruikt, was de vlijmscherpe 12 mm er bijna aan vastgelijmd. De 45mm 1.8 kwam vooral boven bij portretten.
Op de beelden die uit de OM-D rollen valt niets aan te merken. Het dynamisch bereik is breed genoeg voor de meeste momenten. Ook in de hogere ISO-regionen kan de de camera zijn mannetje staan. Tot 3200 Iso is alles praktisch ruisloos. Daarna moet je wat ruisreductie toepassen, maar niets dramatisch en het is wel indrukwekkend dat je de OM-D tot 25600 ISO kan pushen!
Om het feest helemaal af te maken gaf olympus de OM-D ook nog weather sealing mee en kan je er ook een optionele verticale powergrip met extra batterij en verticale bediening voor kopen.
Naar de minpuntjes van de Olympus heb ik wel even moeten zoeken maar na lang zoeken heb ik er toch een kleintje gevonden. Zo is er op het display nooit een batterijmeter aanwezig tenzij je nog maar één blokje over hebt en het dus al bijna te laat is.
Omdat de OM-D een micro 4/3’s sensor heeft, die 2x kleiner is dan een full frame moet je ook wel wat inboeten aan de zogenaamde “bokeh”.
Maar die twee kleine minpuntjes kunnen de pret amper verbrodden. De OM-D is een top camera en mag je terecht het vlaggenschip van de systeemcamera’s noemen. Je kan hem gerust naast een Nikon D7000 of Canon Eos 60D zetten. Moest ik niet enkele weken geleden mijn naam achter een Fuji X100 hebben gezet, had ik hem waarschijnlijk zelf in huis gehaald.
P.S.: de OM-D ging gisteren lopen met de EISA award voor beste systeemcamera.
Leave a reply
Voor de Fujifilm X 100 Pro bestaan er adapaters voor standaard Canon (en indien ik me niet vergis ook Nikon) lenzen.
Iets gehoord op dat gebied voor deze camera?